 |
Achtergrond


DE GESCHIEDENIS VAN HET VOLLEYBAL
Volleybal is eind vorige eeuw (1895) ontwikkeld door de Amerikaan William G. Morgan aan het 'Holyoke College' (Massachusetts). Hij gaf het de naam mintonette en het werd aanvankelijk gespeeld als winterse recreatiesport, waarbij er nog met een basketbal over een 1.83 m hoog tennisnet gespeeld werd. J. Halsted van het 'Springfield College', waar het basketbal ontwikkeld werd, gaf het spel de benaming 'volleybal', afgeleid van het Engelse volley (vlucht). In de huidige vorm stemt volleybal wat betreft techniek en tactiek nauwelijks meer overeen met het oorspronkelijke spel, hoewel het spel-idee in grote lijnen behouden is gebleven. Het is opmerkelijk dat Morgan het volleybal in tegenstelling tot de basketbal-sport als een recreatief spel beschouwde dat vooral geschikt was voor zakenlieden.
Het spel verbreidde zich aanvankelijk slechts geleidelijk over de gehele wereld. Via Noord-Amerika en Azië (1900 in India) kwam het spel in 1917 naar Europa. Pater S. Buis introduceerde volleybal in 1925 in Nederland. Pas na de Tweede Wereldoorlog kreeg volleybal in Nederland meer bekendheid. Het waren toen nog voornamelijk de Oost-Europese landen als Bulgarije, de USSR, Tjechië en Polen, evenals Japan en Korea die op volleybal-gebied de dienst uitmaakten. Canadese militairen stelden na de bevrijding ballen en netten beschikbaar en speelden tegen enkele Nederlandse teams. In 1947 werd er een demonstratie-wedstrijd gespeeld door twee Tsjechische ploegen. Deze demonstreerden een voor die tijd zeer aantrekkelijk volleybalniveau. In hetzelfde jaar werd ook de Nederlandse Volleybal Bond opgericht.
Door de deelname van het Nederlandse herenteam aan de Olympische spelen in 1964 in Tokio nam de interesse voor deze tak van sport snel toe. Dit was overigens eveneens de eerste keer dat volleybal überhaupt op het Olympische programma stond. De definitieve doorbraak van de volleybal-sport is een feit. Er zijn tegenwoordig meer dan 70 miljoen aktieve spelers in deze tak van sport, die tot de populairste ter wereld gerekend mag worden. Intussen worden er wedstrijden om Europese- en wereldbekers gespeeld met nationale- en clubteams.
Volleybal als vrijetijdsbesteding is geschikt voor iedereen die zich aan een gemeenschappelijk doel ondergeschikt wil maken, maar toch zijn eigen beslissing wil nemen. De prestatie van het individu, dat wil zeggen zijn handelingen en bewegingen, is niet in de laatste plaats afhankelijk van de prestatie van zijn medespelers. Het gehele team moet zich in iedere spelsituatie razendsnel steeds opnieuw op de tegenstander kunnen instellen. De snelle situatiewisselingen vereisen van de spelers beweeglijkheid en spelinzicht, omdat het spel nu eenmaal niet (in zijn geheel) volgens een van te voren vastgelegd stramien verloopt. Vooral voor het nauwkeurig bepalen van de bal is een uitgesproken bewegingsgevoel noodzakelijk.
Volleybal bezit altijd een wedstrijdkarakter en vraagt daardoor van iedere speler een zo groot mogelijke inzet. De grondbeginselen zijn verhoudingsgewijs gemakkelijk aan te leren; daardoor kan het al na 'korte' tijd met succes gespeeld worden. Anderzijds biedt het volleybalspel aktieve ontspanning voor het hele gezin, want als bijna geen andere sport geeft het de mogelijkheid om een team onafhankelijk van leeftijd en geslacht samen te stellen. Tenslotte kost volleybal weinig geld. Een net, een bal en geschikte sportkleding - meer is er niet nodig om deze lifetime-sport met plezier te beoefenen.
|

VOLLEYBAL, OOK JIJ KAN HET! (de regels die gelden tot/met het seizoen 1999-2000)
De spelgedachte
De spelgedachte wordt door het volgende bepaald: vanuit de opslagplaats moet men de bal over het net in het veld van de tegenstander slaan, waardoor de bal in het spel gebracht is. Het andere team probeert de bal terug te slaan. Elk der beide teams is er nu op uit om de bal zo te spelen, dat hij in het veld van de tegenstander belandt en deze de bal niet meer kan terugslaan. Daarmee zou men een punt of balbezit kunnen bereiken. Gezien het feit dat de bal de grond niet mag raken, zijn er bijzondere technieken nodig om de bal in de lucht te kunnen houden.
|
Het speelveld

Het speelveld wordt begrensd door twee 18 m lange zijlijnen en twee 9 m lange achterlijnen, terwijl een middenlijn het veld in twee vierkanten verdeelt. Parallel met de middenlijn bevindt zich aan weerszijden op 3 m afstand een aanvalslijn, die de aanvalszone aangeeft. De opslagplaats achter de achterlijn wordt gemarkeerd door ongeveer 15 cm verlengde zijlijnen; de achterzijde van dit vak blijft open. Alle lijnen zijn 5 cm breed. Op de middenlijn staan op een afstand van minstens 50 cm van de zijlijnen de beide bevestigingspalen van het net. De bovenkant van het net moet zich voor b op een hoogte van 2.43 m en voor dames op een hoogte van 2.24 m vanaf de grond bevinden. Het net zelf is 1 m hoog en 9.5 m breed. Binnen een hoogte van 7 m en een straal van 2 m van het speelveld mogen zich geen obstakels bevinden. Aan het net ter hoogte van de zijlijn zijn antennes aangebracht, die niet door de bal of de spelers aangeraakt mogen worden. Ze steken ongeveer 80 cm boven het net uit en hebben een doorsnee van 1 cm. Ze zijn om de 10 cm verschillend gekleurd (b.v. wit-rood). Aan een kant van het speelveld bevindt zich een stellage voor de hoofdscheidsrechter. De tweede scheidsrechter en de teller staan aan de tegenoverliggende zijde.
|
Het spelmateriaal
Tot het spelmateriaal behoren de bal en de kleding, die - evenals het speelveld - materiele voorwaarden voor het volleybalspel zijn. De bal is gemaakt van zacht leer en moet bij voorkeur een kleur hebben; wit is een zeer geschikte kleur. De bal moet 260 tot 280 gram wegen, terwijl de omvang 65 tot 67 cm bedraagt. Al deze vereisten moeten voor de aanvang van de wedstrijd door de scheidsrechter gecontroleerd worden. De kleding van de volleyballers bestaat uit een shirt, een kort sportbroekje, sportschoenen en sportsokken; het hele team moet dezelfde kleding dragen. Schoenen met noppen of spikes zijn verboden. Verder mag men geen sieraden of andere voorwerpen dragen die verwondingen zouden kunnen veroorzaken. Er bestaan speciaal voor de sport vervaardigde brillen, die door de klemmende beugels en onbreekbare glazen tijdens het spel niet kunnen afglijden en oogletsel voorkomen. De spelers hebben op hun shirts borst- en rugnummers; deze nummers mogen tijdens de wedstrijd niet verwisseld worden. Het shirt van de aanvoerder draagt bij internationale wedstrijden een merkteken op de linkerborst
|
Het team
Ieder team bestaat uit zes spelers, waarvan er drie als net- en drie als achterspelers fungeren. Het volleybalveld wordt in zes zones verdeeld; deze bepalen ook de posities van de spelers. In ieder team mogen zes wisselspelers worden toegelaten.
|
Opslag
De met de opslag beginnende speler serveert de bal vanaf de opslagplaats tot hij of een van zijn teamgenoten een fout maakt. In dat geval gaat de opslag naar de tegenpartij. Deze opslagwissel gaat gepaard met een wisseling in de opstelling bij de tegenpartij; het gehele team schuift, in de richting van de wijzers van de klok, een plaats op. De speler op positie I gaat naar positie VI, positie II naar positie I enz. Tijdens de opslag moeten in beide teams de netspelers voor de achterspelers staan: de speler op positie IV staat voor de speler van positie V enz. Het reglement bepaalt voorts dat de spelers niet van plaats mogen verwisselen met de spelers naast hen. De speler op positie I staat dus altijd rechts van de speler op positie VI, de speler op positie V altijd links van de speler op positie VI. Dit geldt tevens voor de voorste rij.
|
Scoren
Het team dat de opslag heeft, scoort een punt wanneer de tegenpartij een fout maakt. fouten:
Wanneer de bal binnen of buiten het speelveld de grond raakt.
Vangen, vasthouden, 'plakken' of gooien van de bal in plaats van de toepassing van de juiste speeltechniek.
Wanneer de zelfde speler de bal twee keer direct achter elkaar aanraakt.
Wanneer een speler net of antenne aanraakt.
Wanneer meer dan drie 'spelers van bet team de bal aanraken, met uitzondering van bet blok (nadat het blok de bal geraakt mogen nog drie spelers hem aanraken)
Obstakel : hieronder verstaat men ook de antenne.
|
Speeltijd
Een wedstrijd is afgelopen wanneer een team drie sets gewonnen heeft. Een set is gewonnen als een team 15 punten heeft behaald, waarbij er een verschil van tenminste twee punten met de tegenpartij moet zijn. Een kanttekening moet hierop gemaakt worden; het team dat het eerste 17 punten heeft gescoord heeft ook gewonnen. Tegenwoordig wordt in de vijfde set een andere, snellere puntentelling gehanteerd waarbij je ook kunt scoren als de tegenpartij de opslag heeft (rally point).
|
Wissel
Ieder team kan in elke set zes wissels uitvoeren. Via een teken kan de coach of aanvoerder bij een van de scheidsrechters om een wissel verzoeken. De wissel moet zonder enig tijdverlies verlopen. Daarom wisselen de beide spelers van plaats ter hoogte van de positie van de tweede scheidsrechter en in het aanvalsvak. Via bet aanvalsvak neemt de wisselspeler zijn positie in. Bij bet wisselen dient men erop te letten dat er per set maar een speler voor een ander gewisseld kan worden en dat deze ook weer door dezelfde speler vervangen dient te worden (wissel-paren).
|
Time-out
Ieder team mag per set twee time-outs van elk 30 seconden aanvragen. Wanneer er voor een fout gefloten is, kan de trainer of aanvoerder door middel van een handgebaar een van de scheidsrechters om een time-out verzoeken.
|
Arbitrage
Iedere wedstrijd wordt geleid door de eerste scheidsrechter, bijgestaan door de tweede scheidsrechter, tenminste twee lijnrechters en een teller. De eerste scheidsrechter leidt dus de wedstrijd; de overige officials zijn aan hem ondergeschikt. Het is zijn taak erop toe te zien dat het speelveld en het spelmateriaal overeenkomstig de regels zijn. Hij moet de aanvoerders laten tossen om het recht van de eerste opslag en de veldkeuze. Hij geeft het begin- en het eindsein van de inspeelperiode. Voor de aanvang van de wedstrijd overtuigt hij zich ervan of de tweede scheidsrechter en de lijnrechters hun plaatsen hebben ingenomen en of de teller gereed is. Hij geeft het aanvangssignaal en moet bij iedere opslag en bij iedere fout een fluitsignaal geven. De aard van de fout wordt door middel van gebaren met de handen verklaard.
Voorts bestraft hij onsportiviteiten van de spelers. Kleine onsportiviteiten als opzettelijke spelvertraging of een woordenwisseling met een tegenspeler of een van de scheidsrechters worden met een waarschuwing, dat wil zeggen door het tonen van een gele kaart, bestraft. Ernstige overtredingen, wanneer een speler bijvoorbeeld al eerder voor een overtreding gewaarschuwd is, bestraft de eerste scheidsrechter met bet tonen van de rode kaart. Bij herhaalde ernstige overtredingen kan een speler gedurende een set of de rest van de wedstrijd uit het veld verwijderd worden. In dat geval worden gelijktijdig de gele en de rode kaart getoond. Hierbij moet de eerste scheidsrechter de aanvoerder van het betreffende team van zijn beslissing op de hoogte stellen.
Voorts behoort tot de taak van de eerste scheidsrechter het laten plaats vinden van een spelerswisseling en zaken als het controleren van het wedstrijdformulier. Dit moet hij dan als laatste ondertekenen. Dc tweede scheidsrechter let op overtredingen bij de middenlijn, op het aanraken van de antenne door de bal of door een speler alsmede op het aanraken van de onderkant van het net; hij houdt de tijd tijdens time-outs in de gaten, let bij iedere opslag op de opstelling van het verdedigende team, maakt de eerste scheidsrechter attent op overtredingen, vergelijkt aan het begin van iedere set de opstelling van de teams met de inschrijvingen op de wedstrijdformulieren en geeft aan wanneer de hal een vreemd obstakel heeft geraakt. Meerdere taken kunnen hem door de eerste scheidsrechter opgedragen worden.
De teller noteert de namen van alle spelers op het wedstrijdformulier, schrijft tijdens de wedstrijden de bchaalde punten op alsmede de time-outs, spelerswisselingen en opstelling van de teams. Tijdens de wedstrijd controleert hij de juiste volgorde van de opslagen. De teller moet de trainer vertellen hoeveel time-outs resp. spelerswissels in de loop van de set al toegepast werden. Dit gebeurt meestal via de tweede scheidsrechter.
Tot de taak van de lijnrechters behoort het heffen van de vlag als de bal 'uit' is en het neerlaten van de vlag als de hal in het veld is. Voorts wijzen ze de eerste scheidsrechter op fouten tijdens de opslag, het aanraken door de bal van de antenne resp. het boven- of onderlangs passeren van de denkbeeldige verlenging van de antenne en balcontact van een speler, alvorens de bal uit gaat (touché)
|

|
 |